Dit tuchtreglement is opgemaakt, besproken en goedgekeurd door de Algemene Ledenvergadering van de Darts Organisatie Threant, d.d. 23 april 2014. Eerdere versies komen hiermee te vervallen. Zaken, aanhangig gemaakt voor de bovengenoemde datum, zullen volgens het toen geldende tuchtreglement worden behandeld.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Tuchtrechtspraak
De tuchtrechtspraak binnen Darts Organisatie Threant, hierna te noemen D.O.T., geschiedt uitsluitend
krachtens dit reglement. De
leden regelen zelf hun interne geschillen, voor zover deze geen betrekking hebben op overtredingen als
bedoeld in artikel 11.
Artikel 2. Wijzigingen van dit reglement
De bepalingen van dit reglement worden gewijzigd door de algemene ledenvergadering.
Artikel 3. Jurisdictie
1. Aan de tuchtrechtspraak ingevolge dit reglement zijn onderworpen de in artikel 4 van de Statuten
genoemde leden en de personen aanwezig bij evenementen onder auspiciën van de D.O.T..
2. De term "lid" in dit reglement bevat de in lid 1 genoemde personen.
Artikel 4. Bevoegdheid.
1. De bevoegdheid tot het uitoefenen van de tuchtrechtspraak is met uitsluiting van andere organen
voorbehouden aan de tuchtcommissie van de D.O.T. en, in beroep, de Commissie van Beroep (CvB), de
tuchtcommissie van de NDB alsmede het I.S.R. als bedoeld in artikel 16, lid 2 onder a, van de Statuten van
de NDB.
2. De bevoegdheid tot het nemen van administratieve maatregelen is met uitsluiting van andere organen
voorbehouden aan het bestuur van de D.O.T..
3. De in dit artikel genoemde organen vervullen hun taak onafhankelijk van elkaar.
4. De tuchtcommissie van de NDB kan optreden als extra commissie van beroep.
Hoofdstuk 2. Tuchtrechtelijke organisatie
Artikel 5. Commissies
Tuchtcommissie
1. Een commissie bestaat uit vijf leden, waaronder een voorzitter.
2. a. Twee leden van een tuchtcommissie worden gekozen voor de duur van vier jaar door de algemene
ledenvergadering, een lid van de commissie wordt gekozen voor de duur van drie jaar. Eén van
drie wordt door de algemene ledenvergadering in de functie van voorzitter gekozen.
b. Twee leden van een tuchtcommissie worden gekozen voor de duur van twee jaar.
c. De gekozen leden hebben zitting vanaf de dag volgende op de algemene ledenvergadering waarin
zij zijn gekozen, tot en met de dag waarop de volgende algemene ledenvergadering wordt
gehouden. Mochten er geen dringende redenen zijn wordt de zittingsperiode voortgezet met een
tweede periode.
d. Wanneer ten gevolge van een tussentijds aftreden het aantal leden van een commissie minder dan
vijf bedraagt, is het bestuur van de D.O.T. bevoegd, in overleg met en op verzoek van de
desbetreffende commissie één of meer leden ad interim te benoemen, welke benoeming
uitsluitend geldig is tot de eerstvolgende algemene ledenvergadering, waarop deze benoemd kan
worden.
3. Tot op de betreffende algemene ledenvergadering kan ieder lid van de D.O.T. kandidaten voorstellen
voor aftredende leden van een tuchtcommissie.
4. Het lidmaatschap van de commissie eindigt:
a. door beëindiging van het lidmaatschap, als bedoeld in artikel 6 van de Statuten;
b. wanneer het lid niet wordt herkozen;
c. door bedanken.
5. De behandeling van een zaak kan geschieden door minstens drie leden van de tuchtcommissie.
Commissie van Beroep
1. Een commissie bestaat uit drie leden.
2. De leden van de CvB hoeven geen lid te zijn van de D.O.T., maar dienen wel affiniteit te hebben met de
Dartssport.
3. De leden van de commissie hebben zitting voor onbepaalde tijd en worden door het Dagelijks Bestuur
gevraagd om zitting te nemen.
4. De leden van de commissie opereren in de anonimiteit
5. De leden van de commissie kiezen zelf een voorzitter. De voorzitter zal het contact onderhouden naar het
Dagelijks Bestuur.
6. Bij minder dan drie leden draagt het Dagelijks Bestuur er zorg voor dat er een nieuw commissielid
geïnstalleerd wordt.
Artikel 6. Onverenigbaarheden
1. Leden van een tuchtcommissie kunnen geen deel uitmaken van het bestuur van de D.O.T..
2. De leden van een tuchtcommissie mogen niet aanwezig zijn bij een zaak, indien zij bij de zaak betrokken
zijn, hetzij persoonlijk, hetzij door familiebanden, hetzij als functionaris, hetzij als lid van een dartsteam
c.q. dartsvereniging die bij de zaak betrokken is.
Artikel 7. Voorzitter
1. De voorzitter van een tuchtcommissie coördineert de werkzaamheden van zijn/haar commissie, bepaalt en
wijzigt in voorkomende gevallen de samenstelling van de commissie gelet op artikel 6, lid 2 en bevordert
waar mogelijk uniformiteit in de uitspraken. Bij stakende stemmen telt de stem van de voorzitter dubbel.
2. Aan de voorzitter komen de bevoegdheden toe, welke hem/haar krachtens dit reglement zijn toegekend.
3. De tuchtcommissie wijst uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter aan en een secretaris.
Artikel 8. Bevoegdheden tuchtcommissie
1. De tuchtcommissie is bevoegd kennis te nemen van alle overtredingen als bedoeld in artikel 11, mits het
bepaalde in lid 2 in acht wordt genomen.
2. a. De tuchtcommissie van de NDB is, met inachtneming van het bepaalde in artikel 30, bevoegd om in
beroep kennis te nemen van alle zaken welke in eerste aanleg door de CvB van de
D.O.T. zijn behandeld.
b. De tuchtcommissie van de NDB is tevens bevoegd om in beroep kennis te nemen van zaken, welke
overeenkomstig het bepaal in artikel 13, lid 4 niet door de CvB van de D.O.T. in behandeling zijn genomen.
Artikel 9. Bondskantoor
1. Het bondskantoor is belast met de administratieve verwerking van strafzaken.
2. Op verzoek van de desbetreffende commissie kan het bestuur van de DOT in overleg met de
desbetreffende functionaris voorzien in het secretariaat van de Tuchtcommissie.
Hoofdstuk 3. Overtredingen
Artikel 10. Voorafgaande bepalingen
1. De in dit reglement bedoelde overtredingen kunnen alleen worden bestraft ingevolge een op het moment waarop de overtreding is
begaan van toepassing zijnde bepaling in de Statuten, reglementen, wedstrijd bepalingen, dan wel een
reeds van kracht zijnde besluit van het bestuur van de D.O.T. krachtens welke overtreding van de
gestelde regel strafbaar is gesteld. Dit besluit moet kenbaar zijn gemaakt aan de leden voordat zij
daadwerkelijk in werking treedt.
2. Indien de lid 1 bedoelde bepalingen worden gewijzigd na het tijdstip waarop het feit is begaan, worden
voor de betrokkene gunstige bepalingen toegepast.
Artikel 11. Overtredingen
1. Als overtreding in de zin van dit reglement wordt beschouwd elk handelen of nalaten dat een schending
oplevert van:
a. een bepaling in de Statuten;
b. een bepaling in het huishoudelijk reglement;
c. een bepaling in het wedstrijdreglement;
d. een bepaling in het toernooireglement;
e. een besluit van het bestuur van de D.O.T., uitvoeringsbesluiten hierbij inbegrepen;
f. een bepaling in het tuchtreglement.
2. Voorts wordt als overtreding aangemerkt elk handelen of nalaten, waarbij een lid zich jegens een ander
lid, vereniging, team, orgaan, of een commissie niet gedraagt naar hetgeen door de redelijkheid en
billijkheid wordt verlangd.
3. Iedere schending van een bepaling als bedoeld in de leden 1 en 2 levert een afzonderlijke schending op.
4. Onder overtreding wordt mede verstaan het niet, niet tijdig of in onvoldoende mate nakomen van
verplichtingen, alsmede het gelegenheid bieden tot, het vergemakkelijken van- of het behulpzaam zijn bij
het plegen van een in dit artikel bedoelde overtreding.
Artikel 12. Strafbaarheid
1. Voor de strafbaarheid van de in artikel 11 bedoelde overtredingen is opzet, schuld, nalatigheid of
onzorgvuldigheid van de betrokkene vereist.
2. Krachtens dit reglement kunnen ook straffen worden opgelegd in het geval ter zake van dezelfde
gedraging, wanneer door een competitieleider reeds een straf of maatregel is opgelegd, alsmede in het
geval wanneer door een officier van justitie tegen de betrokkene een strafvervolging is, of zal worden
ingesteld, dan wel nadat na een strafvervolging een straf of maatregel is opgelegd of de betrokkene is
vrijgesproken.
Hoofdstuk 4. Het aanhangig maken van de zaak
Artikel 13. Het aanhangig maken van een zaak
1. a. Een zaak wordt aanhangig gemaakt door een bij de voorzitter van de tuchtcommissie schriftelijk
gedane aangifte.
b. De bedoelde aangifte wordt verzonden aan het bondskantoor van de D.O.T., dat binnen vijf
werkdagen na ontvangst, zorg draagt voor verzending naar de voorzitter van de desbetreffende
commissie.
2. Ieder lid van de D.O.T., dat meent dat een ander lid van de D.O.T. een overtreding heeft begaan als
bedoeld in dit reglement, kan daarvan schriftelijk aangifte doen bij de voorzitter van de tuchtcommissie.
3. Zaken betreffende de competitie worden eerst aanhangig gemaakt bij de competitieleider. Overige zaken
worden in eerste aanleg aanhangig gemaakt bij de tuchtcommissie, die de zaak zo spoedig mogelijk, doch
binnen drie weken in behandeling neemt.
4. a. Indien de competitieleider van oordeel is dat de aangifte ongegrond is of niet een strafbare hande
ling betreft, dan wel dat de aangifte niet binnen redelijke termijn is gedaan, beslist hij/zij dat er
geen verder gevolg aan zal worden gegeven.
b. Van deze beslissing worden onverwijld in kennis gesteld degene, die de aangifte heeft gedaan en
degene tegen wie zij is gericht, de tuchtcommissie en voorts hen die daartoe naar het oordeel van
de competitieleider in aanmerking komen.
c. Wordt een strafbaar geacht feit niet vervolgd, dan kan de belanghebbende daartegen in beroep
gaan bij de tuchtcommissie. De tuchtcommissie beoordeelt in dat geval alleen over de beslissing
om niet te vervolgen en verwijst de zaak na gegrond verklaring van het hiertegen gestelde beroep
terug naar de competitieleider.
5. a. Indien de voorzitter van de tuchtcommissie van oordeel is dat de aangifte ongegrond is of niet een
strafbare handeling betreft, dan wel dat de aangifte niet binnen redelijke termijn is gedaan, beslist
hij/zij dat er geen verder gevolg aan zal worden gegeven.
b. Van deze beslissing worden onverwijld in kennis gesteld degene, die de aangifte heeft gedaan en
degene tegen wie zij is gericht en voorts aan hen die daartoe naar het oordeel van de voorzitter
van de tuchtcommissie in aanmerking komen.
c. Wordt een strafbaar geacht feit niet vervolgd, dan kan de belanghebbende daartegen in beroep
gaan bij de CvB. De CvB beoordeelt in dat geval alleen over de beslissing om niet te vervolgen en
verwijst de zaak na gegrond verklaring van het hiertegen gestelde beroep terug naar de
tuchtcommissie van de D.O.T..
6. De tuchtcommissie en competitieleider zijn niet bevoegd een aanhangig gemaakte zaak in behandeling te
nemen indien:
a. de beweerde overtreding niet krachtens dit reglement strafbaar is gesteld, of wanneer;
b. de beweerde overtreding van het wedstrijdreglement meer dan tien dagen vóór de datum van
ontvangst van het formulier of van de aangifte op het bondskantoor heeft plaatsgevonden.
7. Ingeval de voorzitter of de competitieleider meent dat de zaak niet tijdig aanhangig kan worden gemaakt,
bepaalt hij/zij dat de zaak alsnog in behandeling zal worden genomen. Daarbij draagt hij/zij zorg voor een
schriftelijke motivering van zijn beslissing.
8. a. Indien meer zaken binnen een tijdsbestek van twee maanden tegen één betrokkene aanhangig zijn
gemaakt, kan de voorzitter van de tuchtcommissie respectievelijk de competitieleider beslissen
dat de zaken tegelijk en/of gevoegd worden behandeld.
b. Indien tegen meer personen te zake van dezelfde overtreding, zaken aanhangig zijn gemaakt,
beslist de voorzitter van de tuchtcommissie respectievelijk de competitieleider of die zaken
gezamenlijk of afzonderlijk zullen worden behandeld.
Artikel 14. Het aanhangig maken van overige overtredingen
1. a. De aangifte, als bedoeld in artikel 13, geschiedt schriftelijk en dient zo nauwkeurig mogelijk te
omschrijven welke overtreding zou zijn gepleegd, alsmede door wie, waar en wanneer dit zou zijn
geschied; voorts dienen de naam en het adres van degene die aangifte doet en van eventuele
getuigen te worden opgegeven.
b. De aangifte dient zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen tien dagen na de constatering of de
kennisneming van de overtreding te worden ingediend.
c. De aangifte geldt als basis voor de tenlastelegging. De tenlastelegging wordt opgesteld door de
voorzitter van de tuchtcommissie, zodra hij/zij meent dat de zaak in behandeling genomen kan
worden. De voorzitter formuleert de tenlastelegging binnen de grenzen van hetgeen in de aangifte
is bedoeld en/of geïmpliceerd.
d. Het doen van een kennelijk onzorgvuldige aangifte kan als overtreding worden aangemerkt.
2. a. Op verzoek van de voorzitter verzamelt de secretaris van de tuchtcommissie nadere gegevens,
welke de voorzitter ter beoordeling van de gegrondheid van de aangifte dienstig voorkomen. De
voorzitter kan deze bevoegdheid geheel of gedeeltelijk aan één of meer leden van de commissie
overdragen.
b. Een lid is verplicht alle gevraagde inlichtingen, stukken en gegevens waarover hij beschikt onver
wijld op eerste verzoek te verstrekken.
3. a. Zodra de voorzitter meent dat de zaak in behandeling kan worden genomen, stelt hij de aangifte en
bijbehorende stukken terstond in handen van de andere leden van de commissie.
b. De voorzitter doet hiervan mededeling aan de betrokkene. Aan degene die de aangifte heeft
gedaan, wordt een bevestiging van de aangifte toegezonden. De mededeling bevat:
1. de overtreding, welke de betrokkene ten laste wordt gelegd, een aanduiding van tijd en
plaats waarop deze zou zijn begaan, alsmede door wie de zaak aanhangig is gemaakt;
2. een opgave waar en wanneer de betrokkene welke stukken kan inzien en voor zover van
belang en mogelijk;
3. een opgave van de termijn waarbinnen de betrokkene een verweerschrift kan indienen;
4. de door de commissie op te roepen getuigen, voor zover bekend op dat tijdstip.
Hoofdstuk 5. Mondelinge behandeling van de zaak
Artikel 15. Mondelinge behandeling
1. De mondelinge behandeling geschiedt op grond van de tenlastelegging, naar aanleiding van de aangifte,
als bedoeld in artikel 13, lid 1.
2. a. De secretaris van de commissie roept de betrokkene en andere personen op, waarvan de
tuchtcommissie de verschijning wenselijk acht, zulks met inachtneming van een termijn van
tenminste tien dagen, de dag van de verzending en die van de behandeling niet meegerekend.
b. Met uitzondering van de betrokkene kunnen de andere onder a. bedoelde personen in
spoedeisende gevallen tot vierentwintig uur voor de behandeling worden opgeroepen.
c. De secretaris doet aan de betrokkene telkens opgave van de plaats waar en de tijd waarop de
zitting wordt gehouden en zo mogelijk de namen van de leden die de zaak behandelen.
3. De mondelinge behandeling vind achter gesloten deuren plaats, tenzij de commissie anders beslist,
indien naar haar oordeel het belang van de D.O.T. dit vereist.
4. Indien de betrokkene een volledige- of beperkte rechtsbevoegdheid bezittende vereniging is, dient deze
zich te doen vertegenwoordigen door tenminste twee bestuursleden, die daartoe ingevolge haar Statuten
bevoegd zijn dan wel door haar bevoegde bestuursleden gemachtigd zijn.
5. Van de mondelinge behandeling wordt een schriftelijke, zakelijke samenvatting gemaakt, welke door de
voorzitter en de secretaris van de commissie wordt ondertekend. De betrokkene en degene die de
aangifte doet ontvangen hiervan een afschrift.
6. De leden van de commissie onthouden zich van het bespreken van zowel de zaak als van de persoon van
de betrokkene met anderen dan de leden van de tuchtcommissie, of met de betrokkene, behoudens
tijdens de mondelinge behandeling.
Artikel 16. Zitting
1. De voorzitter bepaalt de datum, tijdstip en plaats waarop de zitting zal worden gehouden.
2. Na de opening van de zitting gaat de voorzitter na of de opgeroepen personen en/of degenen die een
dartsvereniging vertegenwoordigen aanwezig zijn en de presentielijst hebben getekend.
3. a. Indien de betrokkene niet is verschenen, gaat de commissie na of hij/zij behoorlijk is opgeroepen.
Heeft geen behoorlijke oproeping plaatsgevonden of meent de commissie om een andere reden
dat uitstel van de behandeling gewenst is, dan stelt zij de behandeling tot een nader te bepalen
datum uit, van welke datum de betrokkene schriftelijk in kennis wordt gesteld.
b. Indien een door de commissie belangrijk geachte getuige niet is verschenen, kan de commissie
bepalen dat de behandeling, geheel of gedeeltelijk zal worden uitgesteld, in welk geval de
betrokkene opnieuw zal worden opgeroepen.
4. Aan de betrokkene wordt mededeling gedaan van de zakelijke inhoud van alle op de zaak betrekking
hebbende stukken, indien hij daarvan niet voor de behandeling kennis heeft genomen, of heeft kunnen
nemen.
5. a. Indien de commissie zulks noodzakelijk acht, kan de tenlastelegging door haar worden gewijzigd,
echter binnen de grenzen van hetgeen is bedoeld en/of geïmpliceerd in de aangifte.
b. De voorzitter doet de betrokkene terstond van de onder a. bedoelde wijziging mededeling en deelt
de betrokkene voorts mede dat hij/zij om schorsing van de behandeling kan verzoeken indien hij
meent door de wijziging aanmerkelijk in zijn verdediging te worden geschaad.
c. Indien de betrokkene om schorsing van de behandeling verzoekt, bepaalt de voorzitter datum, uur
en plaats waarop de behandeling zal worden voortgezet. De betrokkene ontvangt in dat geval
binnen een week na de geschorste behandeling de gewijzigde tenlastelegging.
d. Indien de betrokkene meent dat de behandeling na een korte schorsing kan worden voortgezet,
schorst de voorzitter de behandeling voor ten hoogste twintig minuten, waarna de behandeling
wordt voortgezet. Indien mogelijk wordt aan de betrokkene de gewijzigde tenlastelegging
schriftelijk ter hand gesteld.
6. De betrokkene wordt tijdens de mondelinge behandeling door de voorzitter, respectievelijk de leden van
de commissie ondervraagd en in de gelegenheid gesteld verweer te voeren.
7. Alvorens de behandeling wordt gesloten, wordt aan de betrokkene de gelegenheid gegeven nog tot zijn
verweer dienende opmerkingen te maken.
Artikel 17. Toehoorders
1. a. Op verzoek van de betrokkene kan een vertegenwoordiger van zijn/haar vereniging/team als toe
hoorder de mondelinge behandeling volgen.
b. De commissie kan – voor zover plaatsruimte dit toestaat - voorts aan andere personen toestaan de
zitting als toehoorder bij te wonen, tenzij het een gesloten vergadering betreft als omschreven in
artikel 15 lid 3.
2. Tenzij de commissie de toehoorder een verklaring vraagt, mag hij/zij tijdens de zitting niet het woord
voeren en mag hij/zij het vertrek waarin de zitting wordt gehouden gedurende de zitting niet zonder
toestemming van de voorzitter verlaten.
3. Indien het gedrag van de toehoorder daartoe aanleiding geeft, kan de voorzitter de toehoorder verbieden
de zitting verder bij te wonen.
4. Een toehoorder kan in dezelfde zaak niet als getuige optreden.
Artikel 18. Getuigen
1. a. De commissie is bevoegd getuigen te doen oproepen en horen.
b. De betrokkene heeft het recht om tot uiterlijk tien dagen voor de dag waarop de zitting wordt
gehouden, de namen en adressen van drie getuigen op te geven, met het verzoek deze op te
roepen. De voorzitter kan van die termijn afwijken.
c. Getuigen worden schriftelijk opgeroepen. Op verzoek van de commissie geschiedt dit door het
bondskantoor.
2. a. Leden van de organisatie die als getuigen worden opgeroepen zijn verplicht te verschijnen.
b. De commissie kan ook personen die geen lid van de organisatie zijn als getuigen doen oproepen.
Aan hen wordt schriftelijk medegedeeld dat zij niet verplicht zijn te verschijnen, doch dat in geval
van verschijning het bepaalde in lid 4 op hen van toepassing is.
3. a. De competitie-/toernooileider wordt in een zaak die door hem/haar aanhangig is gemaakt als
getuige opgeroepen.
b. De commissie kan - al dan niet op verzoek van de betrokkene - deskundigen horen.
4. a. Een getuige is verplicht om naar waarheid te verklaren alsmede om, indien de voorzitter dit ver
langt, ter bevestiging van de juistheid van zijn/haar verklaring, een schriftelijke, zakelijke
samenvatting ervan met zijn handtekening te bekrachtigen.
b. De voorzitter wijst de getuige vooraf op deze verplichting.
5. a. Behoudens het bepaalde in het volgende lid kunnen getuigen uitsluitend tijdens de behandeling
van de zaak worden gehoord.
b. Het verhoor geschiedt in tegenwoordigheid van de betrokkene. Hij/zij wordt in de gelegenheid
gesteld aan de getuigen vragen te stellen. Deze behoeven niet te worden beantwoord als naar het
oordeel van de voorzitter de vragen niet ter zake doende zijn.
c. Van hun verklaring wordt een schriftelijke, zakelijke samenvatting gemaakt.
6. a. Indien het voor de getuige redelijkerwijs onmogelijk is op de zitting aanwezig te zijn, kan hij/zij op
verzoek van de voorzitter een schriftelijke verklaring opstellen en ondertekenen, welke op de
zitting wordt voorgelezen en aan de stukken wordt toegevoegd.
b. Het bepaalde in lid 4 is van overeenkomstige toepassing.
7. Indien de zaken niet gevoegd worden behandeld. kunnen betrokkenen in elkaars zaken als
getuigen worden gehoord.
Hoofdstuk 6. Overige bepalingen met betrekking tot de behandeling van de zaak
Artikel 19. Verweer en (rechts-)bijstand
1. a. In geval van een overtreding is de betrokkene bevoegd schriftelijk verweer te voeren tegen
hetgeen hem ten laste is gelegd, welke verklaring binnen tien dagen na de betreffende wedstrijd
bij het bondskantoor dient te zijn ingekomen.
b. De betrokkene is bevoegd schriftelijk verweer te voeren tegen hetgeen hem ten laste is gelegd,
welke verklaring binnen tien dagen na verzending van de mededeling als bedoeld in artikel 14, lid
3 onder b, bij het bondskantoor dient te zijn ingekomen.
c. Bij twijfel over het tijdig inzenden van een in dit lid bedoelde verklaring, zal de in het poststempel
vermelde datum beslissend zijn.
d. De voorzitter kan bepalen dat een in dit lid bedoelde verklaring alsnog bij de stukken zal worden
gevoegd.
2. a. De betrokkene is bevoegd zich bij het voeren van verweer zich te doen bij staan door:
1. een ander lid van de organisatie;
2. een advocaat of een juridische hulpverlener;
3. alsmede in het geval van minderjarigheid van de betrokkene, door een ouder of voogd.
b. Aan de onder a. bedoelde raadsman komen dezelfde bevoegdheden toe als aan de betrokkene zijn
toegekend.
3. Ingeval een zaak overeenkomstig het bepaalde in artikel 20, lid 1 onder b, is terugverwezen, biedt de CvB
de betrokkene de gelegenheid van bedoeld verslag kennis te nemen en desgewenst binnen een door de
CvB te bepalen termijn, welke niet korter mag zijn dan zeven dagen, verweer te voeren.
Artikel 20. Terug verwijzing
1. a. De CvB is bevoegd een zaak terug te verwijzen naar de tuchtcommissie
van de D.O.T., indien zij meent dat de stukken welke op de zaak betrekking hebben niet volledig
zijn, alsmede wanneer bij de behandeling in beroep nieuwe feiten naar voren worden gebracht
welke in eerste aanleg niet zijn onderzocht.
b. De tuchtcommissie fungeert in geval van verwijzing ten behoeve van de
CvB als een commissie van onderzoek. Zij doet zo spoedig mogelijk aan de CvB schriftelijk verslag
van haar bevindingen, welk verslag bij de stukken worden gevoegd. Het uitgebrachte verslag is
niet vatbaar voor het tussentijds instellen van beroep.
2. Tegelijk met haar besluit tot verwijzing beslist de CvB of de vertraging van de behandeling als gevolg
van de verwijzing een grond oplevert om de tenuitvoerlegging van een al dan niet voorlopig opgelegde
straf op te schorten.
Artikel 21. Schorsing c.q. sluiting van de behandeling.
1. Indien de commissie meent - hetzij ten tijde van de mondelinge behandeling, hetzij na de sluiting daarvan
- nadere gegevens nodig te hebben, kan zij in afwachting daarvan de behandeling schorsen, dan wel
indien de behandeling als gesloten is, die heropenen, indien dit het voordeel is van de betrokkene.
2. Het in lid 1 bepaalde is van overeenkomstige toepassing, indien bedoelde commissie een vraag met
betrekking tot de uitleg en/of onderlinge volgorde van bepalingen van de Statuten of Reglementen aan
het bestuur van de organisatie voor advies heeft voorgelegd.
3. Nadat de commissie de door haar verlangde gegevens heeft verkregen, stelt zij de betrokkene in de
gelegenheid om hetzij schriftelijk, hetzij mondeling nog tot zijn verweer dienende opmerkingen te maken.
4. Indien de commissie meent ter beoordeling van de zaak alle benodigde gegevens te hebben verkregen,
sluit zij de behandeling.
Hoofdstuk 7. Straffen.
Artikel 22. Straffen
1. Als straf kunnen worden opgelegd:
a. berisping;
b. geldboetes tot een maximum van € 100,- voor een vereniging of team en tot een maximum van €
50,- voor natuurlijke personen;
c. uitsluiting, als bedoeld in artikel 23 voor de duur van ten hoogste vijf jaar
d. oplegging van strafpunten, d.w.z. ontneming van winstpunten na de betreffende competitie,
wedstrijd of toernooi, als bedoeld in het wedstrijdreglement van de organisatie;
e. het tijdelijk of definitief verbod om wedstrijden te organiseren of onder auspiciën te doen
organiseren;
f. het tijdelijk of definitief ontzeggen van het recht tot het uitoefenen van één of meer functies
binnen de organisatie als bedoeld in artikel 24;
g. schorsing, als bedoeld in artikel 25, voor de duur van ten hoogste vijf jaar;
h. royement als lid van de organisatie, als bedoeld in artikel 26.
2. a. Ter zake van één overtreding kunnen meer straffen worden opgelegd, met dien verstande dat een
berisping en een royement niet tezamen met een andere straf kunnen worden opgelegd, alsmede
een uitsluiting en de ontzegging van het recht tot uitoefening van een functie niet tezamen met
een schorsing.
b. In geval van bestraffing van meer overtredingen kunnen meer straffen worden opgelegd, echter
niet tezamen met een royement.
3. a. Met uitzondering van de in lid 1 onder a en h genoemde straffen, kunnen overige straffen geheel
of gedeeltelijk voorwaardelijk worden opgelegd, met dien verstande dat de hieraan bij uitspraak te
verbinden voorwaarden slechts kunnen inhouden het verrichten of nalaten van bepaalde
handelingen, alsmede het treffen van maatregelen ter voorkoming van herhaling.
b. Aan een voorwaardelijk opgelegde straf wordt een proeftijd verbonden van ten hoogste twee jaar
behoudens verlenging als bedoeld in lid 4 onder a.
4. a. In geval de betrokkene binnen de proeftijd in strijd handelt met de hem gestelde voorwaarde(n),
wordt zulks aangemerkt als een overtreding en kan de aan de betrokkene voorwaardelijk
opgelegde straf worden omgezet in een onvoorwaardelijke straf, dan wel zijn proeftijd tot ten
hoogste drie jaar worden verlengd.
b. Indien de onder a. bedoelde overtreding naar het oordeel van de commissie van ernstiger aard is
dan de overtreding waarvoor eerder een geheel of gedeeltelijke voorwaardelijke straf is opgelegd,
kan de commissie aan de betrokkene behalve het onder a. bepaalde tevens één of meer straffen
als genoemd in lid 1 opleggen. In laatst bedoeld geval dient bij bepaling van de strafmaat rekening
te worden gehouden met de omzetting van de voorwaardelijke straf in een onvoorwaardelijke straf.
c. Indien tegelijk met de behandeling van een overtreding als bedoeld onder a. nog een andere door
de betrokkene begane overtreding wordt behandeld, is het bepaalde onder b. eveneens van
toepassing en is ter zake van de nieuw te berechten overtreding het bepaalde in de overige leden
in dit artikel wederom van toepassing. Bij de bepaling van de strafmaat voor laatst bedoelde
overtreding behoeft alsdan geen rekening te worden gehouden met de omzetting van de
voorwaardelijke in een onvoorwaardelijke straf.
5. a. In afwachting van de behandeling van de zaak door de tuchtcommissie, kunnen in ernstige
gevallen de in lid 1 onder c, e en g genoemde straffen door de voorzitter van de tuchtcommissie
voorlopig worden opgelegd.
b. Een voorlopige straf kan slechts worden opgelegd voor de duur van ten hoogste dertig dagen en
kan voordien door een tuchtcommissie geheel of gedeeltelijk worden opgeheven.
Artikel 23. Uitsluiting
1. a. Een uitsluiting van deelname aan, of het leiden van wedstrijden kan alleen worden opgelegd naar
aanleiding van een overtreding van de wedstrijdreglementen.
b. Een uitsluiting van deelname aan wedstrijden wordt opgelegd voor met namen in de uitspraak te
noemen wedstrijden, dan wel voor wedstrijden die zijn vastgesteld voor een in de uitspraak te
noemen tijdsduur.
2. Onder de in lid 1 onder b bedoelde wedstrijden worden verstaan alle onder auspiciën van de dartsorgani
satie georganiseerde wedstrijden.
3. Indien een betrokkene die door de dartsorganisatie in de mogelijkheid is gesteld uit te komen in een
vertegenwoordigend team van de organisatie tijdens activiteiten van dit team een overtreding begaat,
kan de hem op te leggen uitsluiting van deelname aan activiteiten alleen betrekking hebben op de
activiteiten waaraan bedoeld team deelneemt, tenzij naar het oordeel van de commissie de betrokkene
door zijn overtreding de belangen van de dartsorganisatie of de dartssport in het algemeen heeft
geschaad.
Artikel 24. Ontzegging uitoefening functies
1. De straf waarbij de betrokkene tijdelijk of definitief het recht wordt ontzegd één of meer functies uit te
oefenen kan alleen worden opgelegd, indien de betrokkene bij de uitoefening van zijn functie een
overtreding heeft begaan.
2. In de uitspraak wordt bepaald voor welke duur de uitoefening van welke functie aan de betrokkene is
ontzegd.
Artikel 25. Schorsing
1. Schorsing kan alleen worden uitgesproken wanneer de betrokkene handelt in strijd met de algemeen
geldende normen en waarden en daarmee de belangen van de dartsorganisatie of de dartssport in het
algemeen heeft geschaad.
2. Een schorsing wordt opgelegd voor een in de uitspraak genoemde termijn.
3. a. Gedurende de schorsing kan de betrokkene niet aan wedstrijden deelnemen inschreven in artikel
23 onder a en/of aan het lidmaatschap verbonden rechten uitoefenen, met uitzondering van het
recht om tijdig in beroep te gaan van de hem opgelegde schorsing.
b. Tenzij anders in de uitspraak is bepaald, blijft de betrokkene gehouden om tijdens zijn schorsing
de verplichtingen die uit het lidmaatschap van de organisatie voortvloeien na te komen.
c. Tevens kan de commissie de verenigingen/teams adviseren eenzelfde schorsing aan te nemen.
Artikel 26. Royement
1. a. Royement kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid in ernstige mate in strijd handelt met
de Statuten, Reglementen of besluiten van de organisatie of de organisatie op onredelijke wijze
benadeelt.
b. In afwijking van het bepaalde in artikel 30, lid 2 over a. kan de betrokkene binnen één maand na
ontvangst van de kennisgeving in beroep gaan bij de Commissie van Beroep.
c. Gedurende het beroepstermijn en hangende het beroep is het lid geschorst.
2. Het bestuur van de organisatie is verplicht om na kennisgeving van het uitgesproken royement de
betrokkene met onmiddellijke ingang als lid van de organisatie te schorsen en na het onherroepelijk
worden van het uitgesproken royement de betrokkene met onmiddellijke ingang het lidmaatschap van de
organisatie op te zeggen, en op naleving hiervan toe te zien.
Hoofdstuk 8. Beraadslaging en uitspraak
Artikel 27. Beraadslaging
1. a. De beraadslaging over de tenlastelegging geschiedt terstond na het sluiten van de behandeling.
De beraadslaging vind niet in het openbaar plaats.
b. De commissie beslist met meerderheid van stemmen.
2. De commissie grondt haar uitspraak op de stukken en verklaringen waarvan de betrokkene heeft kunnen
kennis nemen en/of waarvan de zakelijke inhoud hem ter zitting is medegedeeld.
3. a. Indien een tuchtcommissie van oordeel is dat de tenlastelegging ongegrond is, spreekt zij de
betrokkene vrij.
b. Indien de CvB van oordeel is dat een uitspraak van de tuchtcommissie
niet in stand kan blijven, wijzigt zij deze uitspraak en bepaalt zij ter zake van welke overtreding
welke straf aan de betrokkene wordt opgelegd, of spreekt zij de betrokkene vrij.
4. a. Indien de tuchtcommissie van oordeel is dat de tenlastelegging gegrond is, bepaalt zij ter zake van
welke overtreding welke straf wordt opgelegd.
b. Indien de CvB van oordeel is dat de onder a. bedoelde uitspraak van
de tuchtcommissie in stand kan blijven, bevestigt zij deze uitspraak.
5. a. Indien de tuchtcommissie meent dat de tenlastelegging gedeeltelijk gegrond is, bepaalt zij welke
overtreding begaan is en welke straf voor die overtreding wordt opgelegd en spreekt zij de
betrokkene voor het overige vrij.
b. Indien de CvB meent dat de onder a. bedoelde uitspraak van de
tuchtcommissie gedeeltelijk in stand kan blijven, bevestigt zij voor dat gedeelte de uitspraak en
wijzigt voor het overige de uitspraak. In laatst bedoeld geval kan de
Commissie van Beroep de betrokkene ten aanzien van met name genoemde onderdelen
vrijspreken of een straf bepalen.
6. Bij het bepalen van de op te leggen straffen wordt zoveel mogelijk in gelijksoortige zaken dezelfde
maatstaven aangelegd.
7. De commissie bepaalt te wiens laste de kosten, die aan de behandeling van de zaak zijn verbonden
komen.
8. De commissieleden dienen over hetgeen tijdens de beraadslaging is besproken geheimhouding te
bewaren.
Artikel 28. Bewijs
1. Het bewijs van een overtreding is geleverd indien naar het oordeel van de commissie, met inachtneming
van het in lid 2 bepaalde, het overtuigend bewijs is geleverd dat de betrokkene een overtreding, als
bedoeld in artikel 11 heeft begaan.
2. De commissie kan haar bewijs alleen gronden op stukken, schriftelijke verklaringen en/of op visuele
registratie, met dien verstande dat het bewijs niet kan worden gegrond op één enkel stuk, één enkele
verklaring of alleen op visuele registratie.
Artikel 29. Uitspraak
1. De commissie doet uiterlijk achtentwintig dagen na het sluiten van de behandeling schriftelijke uitspraak.
2. a. Indien naar haar oordeel daartoe gronden aanwezig zijn is de commissie bevoegd om met
inachtneming van het in lid 1 bepaalde, terstond na de beraadslaging uitspraak doen.
b. De onder a. bedoelde uitspraak geschiedt in het openbaar.
3. In de uitspraak wordt vermeld:
a. het tenlastegelegde;
b. of een overtreding bewezen is geacht en zo ja, welke overtreding;
c. voor welke overtreding(en) een straf is opgelegd;
d. vanaf welke datum de straf zal worden tenuitvoergelegd;
e. of, en zo ja, tot welke kosten de betrokkene wordt veroordeeld; alsmede in geval van een
voorwaardelijke strafoplegging:
f. welk deel van de straf voorwaardelijk wordt opgelegd, alsmede ter zake van welke overtreding;
g. op welke datum de proeftijd zal zijn beëindigd; en voorts wanneer een zaak vatbaar is voor beroep:
h. binnen welke termijn van de uitspraak in beroep kan worden gegaan.
4. De uitspraken van de tuchtcommissie van de D.O.T. en van de CvB bevatten tevens de overwegingen
welke tot de uitspraak hebben geleid.
5. a. De uitspraak wordt per aangetekende brief aan de betrokkene toegezonden en - in voorkomende
gevallen - aan de vereniging/team waaronder hij/zij ressorteert.
b. De uitspraken van de tuchtcommissie van de D.O.T. en van de CvB
worden in beknopte vorm en zonder vermelding van de daaraan ten grondslag liggende
overwegingen gepubliceerd in het officiële bondsorgaan van de organisatie.
c. Wanneer in hoger beroep na een gepubliceerde veroordeling geheel of gedeeltelijk vrijspraak
volgt, vind op verzoek van de betrokkene rectificatie plaats.
6. De uitspraken van de CvB, alsmede van de tuchtcommissie van de D.O.T. indien daarvan niet tijdig beroep
is ingesteld, zijn onherroepelijk en voor alle leden van de organisatie bindend.
Hoofdstuk 9. Rechtsmiddelen
Artikel 30. Beroep
1. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 31, kan van een uitspraak van de tuchtcommissie, waarbij de
ten laste gelegde overtreding geheel of gedeelte gegrond is verklaard, door de betrokkene beroep
worden ingesteld bij de CvB.
2. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 31, kan van een uitspraak van de CvB, waarbij de ten laste
gelegde overtreding geheel of gedeelte gegrond is verklaard, door de betrokkene beroep worden
ingesteld bij de tuchtcommissie van de NDB of het I.S.R.. Deze commissie zal dan eveneens fungeren als
commissie van Beroep.
2. Voor het instellen van beroep tegen de uitspraak van de tuchtcommissie van de D.O.T. wordt verwezen
naar het tuchtreglement van de NDB, artikel 30.
Artikel 31. Herziening en gratie
1. a. Op grond van feiten en omstandigheden, welke bij de behandeling niet bekend waren of niet ter
kennis van de betreffende commissie zijn gekomen, kan de betrokkene om gehele of gedeeltelijke
herziening van de opgelegde straf verzoeken.
b. Om herziening kan alleen worden verzocht, wanneer tegen de opgelegde straf geen beroep meer
mogelijk is.
c. Een verzoek om herziening moet schriftelijk met vermelding van motivatie bij het bondskantoor
worden ingediend en wordt behandeld door de commissie die de betreffende straf heeft opgelegd.
2. a. In gevallen waarin aan de betrokkene een straf is opgelegd waartegen geen beroep meer
openstaat, alsmede in gevallen waarin een verzoek om herziening niet van toepassing is, kan de
betrokkene bij het bestuur van de organisatie een verzoek tot gratie indienen.
b. Indien tegen een opgelegde straf geen beroep meer openstaat, kan een verzoek tot gratie alleen
worden ingediend wanneer een straf met een langere duur dan van een half jaar is opgelegd,
waarvan twee/derde van de straf is ondergaan.
3. Een verzoek tot gratie schort de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf niet op.
4. Alvorens op verzoek tot gratie zal worden beslist, hoort het bestuur van de organisatie de commissie die
de zaak voor het laatst in behandeling heeft gehad.
5. Indien gratie wordt verleend, geschiedt zulks immer op voorwaarde dat de betrokkene gedurende de tijd
welke hem kwijtgescholden is, zich niet zal schuldig maken aan het begaan van een soortgelijke
overtreding, bij gebreke waarvan in artikel 22 lid 4 van toepassing is.
6. In geval van herziening en gratie vind een publicatie plaats conform het bepaalde bij artikel 29, lid 5 sub b.
Hoofdstuk 10. Tenuitvoerlegging
Artikel 32. Tenuitvoerlegging
1. De in dit reglement bedoelde dartsverenigingen, personen, organen, commissies, alsmede het bestuur
van de organisatie zijn, ieder binnen de kring van hun eigen bevoegdheden, verplicht er zorg voor te
dragen, dan wel er op toe te zien, dat de opgelegde straffen worden tenuitvoergelegd.
2. a. De tenuitvoerlegging van een opgelegde straf vangt daags na de uitspraak aan, tenzij in de
uitspraak anders is beslist. De tenuitvoerlegging van een overeenkomstig het bepaalde in artikel
22 lid 5 voorlopig opgelegde straf wordt met onmiddellijke ingang aangevangen, respectievelijk
opgeschort, tenzij de voorzitter van de tuchtcommissie anders bepaalt.
b. De opschorting van de tenuitvoerlegging ingevolge het bepaalde in artikel 30, lid 5 geschiedt eerst
na een daartoe strekkende mededeling van de voorzitter van de tuchtcommissie van de NDB.
3. De tenuitvoerlegging van een opgelegde straf, waarbij de betrokkene is uitgesloten van het deelnemen
aan, of het leiden van wedstrijden kan door de commissie na het competitie jaar voor het resterende
gedeelte worden opgeschort tot aan de aanvang van het nieuwe seizoen.
4. Indien de betrokkene is uitgesloten van het deelnemen aan, of het leiden van wedstrijden, heeft de
tenuitvoerlegging ten aanzien van een wedstrijd eerst plaatsgevonden:
a. nadat van de opgelegde wedstrijd alle onderdelen zijn afgewerkt;
b. indien van een wedstrijd, welke werd gestaakt, meer dan twee/derde van alle onderdelen zijn
afgewerkt.
5. Wanneer de opgelegde straf bestaat uit een geldboete geschiedt de tenuitvoerlegging door de
penningmeester.